De omgeving van de Amersfoortsestraatweg in Naarden was in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw een aaneenschakeling van buitenplaatsen en landerijen. Een prachtig afwisselend gebied dat nu nog steeds heel mooi is. Het karakter van deze omgeving werd voor een belangrijk deel bepaald door de afzanding. De hoge gronden werden afgegraven en het zand werd met schuiten over de zanderijsloten weggevoerd, veelal naar Amsterdam voor de bouw. Als je daar nu over nadenkt, kom je onder de indruk van het enorme werk dat er toen is verzet: honderden hectaren met mankracht, kruiwagens, schepen (tjalken onder zeil) afgezand… geen tractoren toen, geen bulldozers en graafmachines. Op de afgezande gronden lagen – en ze zijn er nog – vele kwekerijen. Je leerde het op school als karakteristiek voor Naarden. Dit moet verteld worden alvorens over te gaan op de herinneringen aan het huis: ‘Klein-Rubroeck’.
In de omgeving van Rotterdam stond een buitenplaats met de naam ‘Rubroeck’. Pakweg een kwart eeuw geleden was daar ook nog een Rubroeckstraat. Mijn grootvader Van Dorp, van moeder’s kant (1847- 1914), kwam daar vandaan en had met grootmoeder (geboren Holtzman, 1856 – 1935) aan de Amersfoortsestraatweg te Naarden, nu zo ongeveer tegenover garage Van Asselt, een klein houten zomerhuis. Dat werd toen ‘Klein-Rubroeck’ genoemd en in de zomermaanden bewoond. Zij kwamen dan uit Amsterdam van het huis Herengracht 170 (nu nog bekend als Bartolottihuis) met een hele verhuizing naar Naarden.
Later werd besloten definitief buiten te gaan wonen, waartoe in 1910 het grote ‘Klein-Rubroeck’ werd gebouwd. Mijn grootvader zei: “dat huis is eigenlijk gebouwd rondom de meubels van ons huis op de Herengracht”. Tegenwoordig staat op die plaats een appartementengebouw met service-flats onder de naam ‘Bosch van Bredius’. Een wat misleidende naam waar we nog steeds aan moeten wennen. De plek met de prachtige tuin en de sloot er omheen is voor ons verbonden met de naam ‘Rubroeck’. Maar gelukkig bestaat, weliswaar iets gewijzigd, de naam nog. Mijn zuster en zwager (Margriet en Bart Henny-Kolff), die in Wassenaar wonen, hebben hun huis ‘Nieuw-Rubroeck’ genoemd.
Om op de herinneringen en de historie terug te komen, grootvader overleed in 1914 en grootmoeder in 1935. In dat jaar besloten hun kinderen oom Boy van Dorp (W.A. van Dorp, 1882- 1970, eerste directeur Chemische Fabriek Naarden, tante Harry Rueb-van Dorp, 1883-1978, en mijn moeder Baldine Kolff-van Dorp, 1887-1957) het huis aan te houden, vooral voor vakanties. Toen kwam de oorlog. In mei 1940 werd Rotterdam gebombardeerd en de Westerstraat, waar wij woonden, ook. We zaten op de trap bij Jan Kolff aan de Westersingel, terwijl schuin tegenover ons halverwege in de Witte de Witstraat de bommen insloegen. We mochten overleven maar ons huis was onbewoonbaar geworden en is later ook afgebroken.
Maar Klein-Rubroeck was er gelukkig en als gezin Kolff kwamen we daar terecht.
Zoals gezegd, het was een prachthuis met een heerlijke tuin. Vooral mijn vader, die net gepensioneerd was, moest eerst wel heel erg wennen. We teelden er groenten, hielden er kippen, geiten, poezen, honden en konijnen. Voor ons een bijna droomtoestand. Het Huis met zijn vele ramen had licht, was open en gastvrij. Iedereen was welkom! Kinderen en klein-kinderen kwamen daar graag met vakantie; kinderen van tante Harry Rueb-van Dorp, Ben en Monica met hun kinderen (waaronder onze archivaris Dirk) en Herbert en Dora en later Herbert en Claar met hun gezin. Door de vele leeftijden daar aanwezig kon er altijd gespeeld worden. Ik herinner mij dek-tennis, voetballen op de grote grasvelden, stabal, noem maar op overdag en ‘savonds na tafel. Vele, vele goede herinneringen.
Door de oorlogsjaren, de oorlogsomstandigheden en de omstandigheden daarna, heb ik veel in de tuin gewerkt. In die jaren werkten heel veel Huizers op de kwekerijen, de buitenplaatsen en bij Kuhn en Co (zaadveredelingsbedrijf). Van de Huizers, soms Blaricummers, heb ik het echte handwerk in de tuin geleerd, zoals bijvoorbeeld het maaien met de zeis.
De huizen kun je niet los zien van de grond en van de mensen die er werkten. Ze geven de sfeer aan van het wonen en werken op en in eigen grond. Hùn grond was het, waarop zij werkten. Aan de voorkant van het huis op de Amersfoortsestraatweg reed de tram van de Gooische Tramweg Maatschappij. Later in de oorlog toen er geen olie meer was, kreeg deze – ook wel de ‘Gooische moordenaar’ genoemd – weer een stoomlocomotief.
Het gedeelte van het eerste, oude kleine huis, het ‘Klein-Rubroeck’, aan de straatkant dus, noemden wij ‘de oude tuin’. De lindebomen van vroeger, met hun bolvormige gekroonde voeten, staan er nu nog. De toen nieuwe tuin, zoals het gedeelte werd genoemd waar het grote ‘Klein-Rubroeck’ stond, had een Franse aanleg met strakke lanen en vakken met rozen. Toch was het een mooie tuin met ruimte. Mijn grootmoeder hield van de tuin. Ze kwam eens bij ons in Rotterdam logeren en probeerde daar handschoenen te kopen. Ze pasten niet goed. De juffrouw gaf zich veel moeite maar grootmoeder had geen geduld en zei: “ach juffrouw, ik knip die vingers er wel af”. Het was immers voor de tuin!
‘Klein-Rubroeck’, dikwijls ‘Rubroeck’ genaamd, is ontworpen door de architect Rueter.
Het is gebouwd in 1910 en in 1960 werd het afgebroken.
Gijs H. Kolff (CBCA XVIIp)
|